donderdag 23 augustus 2007

Tussen

Tussenpersoon.

Ik ben weer een tussenpersoon. Ik zit tussen 2 opdrachten, en weet met mezelf geen blijf. Dus zit ik hier op basis van veredelde woordspelingen onnozelheden te verzinnen.

Verzinnen. Sommige gedachten kan ik amper verwoorden, laat staan dat ik ze kan verzinnen.
Welaan, we zijn vertrokken op het pad van de duizend zinspelingen. Al zoek ik nu nog een mooi eindwoord om de jonge keten voort te zetten.

Zetten. Actief gaan zitten, met name. De laatste krachtinspanning met als doel de spieren en de gewrichten te sparen.

Sparen. Denen, en andere naaldbommen.

Naaldbommen. Wat kan me die naald bommen, ik koop wel een nieuwe hooiberg.

Hooiberg. Zoek dat maar eens in een naaldwoud. Die was erg voorspeldbaar.

Voorspeldbaar. Een flauw woordspel, een samenvoeging van ‘voorspelbaar’ en ‘speld’ tot het doldwaze ‘voorspeldbaar’. Van elk noemenswaardig niveau gespeend.

Gespeend. Toen de baby haar in de tepel beet, keek moeder gespeend kwaad.

Kwaad. Qua dwaze grap kan de volgende wel tellen.

Tellen. Vader Willem moest die avond op zijn Tellen passen.

Passen. Dat doe ik bij deze. En voor de vorm : einde !

Einde.

Geen opmerkingen: